Redactie

The Living Daylights

Sinds zijn eerste optreden meer dan vijftig jaar geleden in Dr. No (1962) is de persona van de Britse spion James Bond wel een paar keer helemaal omgegooid. Vaak gebeurde die restyling zelfs door dezelfde acteur: Sean Connery bleef gedurende de zes prenten waarin hij opdroef zijn eigen stoïcijnse zelf, maar Roger Moore laveerde bijvoorbeeld van complete grand guignol (tot en met Moonraker) naar brute ernst (For Your Eyes Only) en terug (vanaf Octopussy).

Toen Moore aan het einde van de jaren '80 uiteindelijk werd gedecommissioneerd, brachten de Bond-producers theateracteur Timothy Dalton binnen om de rol over te nemen, en gingen ze wéér voor iets totaal nieuws: de vrouwenzot van weleer werd, in deze The Living Daylights, verliefd.

The Living Daylights, die in de cinemazalen liep tegen het einde (en volgens veel historici ook het hoogtepunt) van de Koude Oorlog, brengt Bond bij een Russische generaal (Jeroen Krabbé) die wil overlopen naar het westen, maar daarmee een hele intrige blootlegt die te maken heeft met een Amerikaanse wapenhandelaar, de Russische bezetting van Afghanistan, en de internationale opiumhandel. Tot daar alles goed.

Maar dan leert hij het nichtje van de generaal (Maryam D'Abo, een actrice die na deze film niks meer van betekenis deed), en wordt ook bij de kouwe geheimagent een streepje glasnost in gang gezet.

The Living Daylights was zeker niet de beste Bondfilm, maar was wel meer dan eender welke andere episode uit de reeks geworteld in zijn tijd. Nu de Ian Flemingromans zo goed als op waren (sinds Octopussy ontleenden ze scenario's uit kortverhalen van Fleming), begonnen de producenten meer plotpunten te halen uit hedenaagse krantenkoppen. En ook Bonds (kortstondige) flirt met monogamie kan worden gezien als een gevolg van de wereldwijde angst voor Aids die in de late eighties heerste.

Vrijdag 23 augustus op VIER om 20u30

Gerelateerde artikelen

Reacties zijn gesloten.